-( 9^ )-
lijk, om dat de Heer van Bemmelen opdez*
Wijze eene proef genomen heeft, met barstpoe-
der door welke ik op het denkbeeld van
de beide nu gemeldegebragt ben hoewel dio
Heer 'er andere gevolgen uit ontleent z dan
ik meen 'er uit te moeten afleiden
47. De proeven welke ik tot dus verre op
gegeven hebhadden regtstreeks eene betrekking
tot de zelf ontvlamming van den Phosphorus in
het luchtledigeen hebben eene strekking ter
oplossing van het problemabetreffende de om-
Stan-
Cy) Zie het voorgemelde Onderzoek bi. 8.
(z) Dc Heer van Bemmelen schrijft ten dezen aan
zien in dc aangehaalde plaats: hieruit blijkt duidelijk,"
(uit tvvee Proevenin welker ééne op den Phosphorus vol
gens de nu beschrevene wijzepoeder van harst neerge
vallen was, en waarbij de ontvlamming plaats had; doch
in welker andere de Phosphorus met zijn poeder van
houtskool bedekt wasen dc ontvlamming niet tot stand
kwam: hetwelk zeker alleen aan de inrigting van die
proef gelegen zal hebben; want, zie anders onze Jide en
31ste Proef) dat noch het ongedekt laten van den Phos-
phorus de ontvlamming verhindert, noch de bedekking
meteen der minst geleidende ligchamen van het calorique9
dezelve bevordert. Daarenboven is het," dus gaat de
Heer van Bemmelen voort klaardat zoo de be*
dekking van het katoen, de verspreiding van het calo-
rique al verhinderde, dan nog de ontvlamming onmogelijk
zijn zou; want" enz. Eu dan bl. 9 Daar ik derhalve
uit al het bovengemelde overtuigd was, dat de harst
alleen de oorzaak van het branden van den Phosphorus
was enz.