"7
J> hoe de Phosphorus in deze proeven, bij eene tem-
J) peratuur van 15 tot i6 oi' 17 9 R. (66--70J F.)
ontvlammen kandaar dezelve in vrije damp-
y> kringslucht eerst tot den 3ast.e" graad ïoi 0 F.)
gebragt moet worden (z), zal bij dit verscluja-
sel opleveren." intusschen leert Proef 33, dat
slechts een geringe graad van bijkomende warmte,
den Phosphorus in 't ijdel ontsteekt. Behoeft,
dit zou men hierop kunnen vragen de Phos
phorus tot zijne ontvlamming in 't ijdel niet dien
graad van warmte, als in den dampkringslucht
of neemt hij mogelijk in 't luchtledige dien zelf
den graad aan? De Heer van Rem melen
H 3_ schijut
spreiding belemmert, wordt opgehouden, en dit caloriqut
zich dus aan de oppervlakte van den Phosphorus inza
melende eindelijk aan denzelven dien trap van warmte
geeft, welke tot deszelfs aansteking vercischt wordt)
zoo dra ik dezelve had ingezienmij voorkwam' zeer
duidelijk te zijnheb ik echter getrachtdezelve voor
het oog döor eene proefneming te bevestigen. Ik heb na-
melijk beproefd, hoeverre het door eenen thermometer
zigtbaar kon gemaakt worden, dat de graad van warm-
te, nabij de oppervlakte van den Phosphorus, die met
katoen omwonden isgrootcr zij wanneer het licht
s, voor de ontvlamming op het sterkste is. Ten dien einde
heb ik het katoenwaarmede een rolletje Phosphorus
omwonden was, vastgebonden aan eenen kleinen tltcr-
mometerbol van omtrent een k wart duim middellijn enz.'*
JZie de meermalen vermelde Verhandeling van den Heer
va 11 M a r u m.
(ij A, L. La voi s ier, Grondbeginselen der Scheikundig
Peel I. bladz. 223,.