I at
Dn beide hier gemelde Troeven zijn bij eene
temperatuur van i4°R. (63° F.) genomen. Ik
erken weldut deze Proeven strekkende om uit
vergelijking van den graad van warmte, op wel
ken de Phosphorus gewoonlijk ontvlamten die
bekend is (n), dien te bepalen, welken hij aan
neemt op het oogenblik van zijne ontvlamming in
het ijdel, niet buiten alle bedenking zijn; maar,
dewijl ik geene beslissende heb kunnen uitdenken
zoo zijn wij verpligt om van dien regel gebruik
te maken welke leertdat daar waar ipeu
niet regtstreeks betogen kan, men uit vergelij
king moet redeneren.
kelijk ishet geen ik zoo even in Aanmerk, k wegens het
opvallen der lucht op den Phosphorus aanmerkteterwijl
ik ter dezer plaatse tevens melden moet, dat, indien in
Proef 49 de ontvlamming van den Phosphorus niet gelukken
wilde, dezelve echter meermalen terstond plaats had, als
het schuivend draadfen bijgevolg ook het rolletje Phos
phorus maar een paar duim opgetrokken werd; als ook
dan, wanneer ik door hetzelve neder te drukken, den Phos
phorus even in aanraking bragt met het daaronder geplaatst
koperen schaaltje.
Zie ia Hoofdst, X. 64.
II 5
KOOFD-