durende drie dagen dat ik liet in dien stand ge laten heb. 2. Ju liet eerste vierdeel uurs echter, merkt# jk in het stikdonker ecne bij tusschenpozen plaats hebbende opwelling van een flaanw wit lichtend schijnsel binnen in het glaasjeniet ster ker als het wolkje waarvan ik in 2° bij de vo rige proef melding maakte q 3. De bekleedende stof van het rolletje was bij deze prorf niet 7,00 volkomen wit gebleven als bij de vorigen dezelve had in die dagen een wcini" uit den gelen aangenomen; doch naauwe- O O v? lijks zoo veel, dat het waardig is, hier aan te marken. Gcene ziglbare oplossing in vocht, had de Phosphorus daarbij ondergaan. 4. Geen rook gedurende de dagen dat dit rol- o n Jetje aan de proefneming onderworpen is geweest, peh ik er bij kunnen opmerken. O uk dit stukje Phosphorus heb ik in dezen toe* Thans deed liet verschijnsel, van hetwelk ik zoo even in Aanmerk, n melding maakte zich van zelve voor, zonder dat het glas behoefde aangeraakt te worden; wel is waar, het licht scheen nu iets zwakker, doch het was voor het overige toch dezelfde vertooning; maar de wijl uit lichten van den Phosphorus slechts bij den aan vang der proef zich voordoetcn na verloop van eeDige weinige minuten niet meer te voorschijn treedt, komt het mij niet onwaarschijnlijk voor, dot bij deze inrigting, dip lichtende stof maar tot zoo lang uit den Phosphorus op gaat, als hij met eene zekere hoogere temperatuur is aa»- gedaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 438