147 3— ting van liet rolletje, en de geheele bewerking spoediger ten einde liep d 5. Inmiddels heb ik onderscheidene heproe- vingen op dit rolletje gedaan, en de verschijnse len onder A. in 7, 8. en 10. zijn ook hierbij ■waargenomen cn overeenkomende bevonden met dit verschil echterdat de uitvloeiselen van den Phosphorus nu sterker verlicht schenenals ook dat 'er zich op het doosje, in eenen eenig- zins verwijderden kring van het rolletjeal lang zamerhand eene geelachtige stof zette, tot welke, na dat de toestel eenige uren stil gestaan had zicli alsdan alleen, behalve aan het rolletje zelve, het lichten bepaalde, Wanneer de lucht uitliet glaasje gepompt werd even als hier hoven in 10. ver haald is. (e) K 2 6. Het Zou dit wettigt niet hieraan toe te schrijven zijn, dat de bij de oplossing van den Phosphorus zich afschei dende warmtestof, meerder haar vermogen op denzclvetj kon uitoefenen; dewijl zij zich hier niet zoo gereedelijk verplaatsen kon, om dat dit rolletje op een minder gelei- de*id ligchaam, dan het vorige stond. (tf) Dat hier en ook bij het vorig rolletje, Q zoo als onder A. in 10. opgegeven is,) na eenig tijdsverloop, het lichten zich bij het ledigen van het glaasje niet meer uit strekte tot de geheele ruimte van hetzelve maar zich slechts tot de benedendeelen bepaaldeis waarschijnlijk daaraan toe te schrijvendat door een langer stil staan vaa den toestel, de fijne phosphorische stof, die zich in het stikgas opgeheven had, al gaande weg door vermeerdering Van bijkomende deeltjes, zwaarder geworden zijnde, neer gezakt was; immers dat dit hiervan de reden zy, is blijk- kaar genoeg uit de gele stof die zich op het dekseltje zet*

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 449