-C 153 )- jo. Tom eeltige kleine dropjes water in het flesclije doende nedervallenvertoonde zich ook al weder als in Proef 65 (rz), bij eiken opval lenden droppel een vlammetje, vergezeld gaan de van ecne kleine uitbarsting; waar bij, na er eenige droppels ingevallen waren, en liet vlam men ophield de pliosphorische stof' geheel oran jekleurig werd. li. Nu vervolgens nog eenig water in liet flesclije gegoten hebbende hetwelk dezelfde kieur kreegkwam mij op de gedachten om dit vocht uit te dampen. Ik goot dan een weinig 'er van na liet flesclije wsl geschud te hebben in een gla zen schaaltje en onderwierp dit aan deze proef. In 't eerst deed zich hierbij niets bijzonders op merken maar toen dit mengsel zoo ver uitge dampt was dat liet eenigzins dik of drabbig be gon te worden kreeg deze stof' eene meer rode kleuren nu onstonden er kleine uitbarstingen van vlammetjes verzeld gaandenagenoegdoch sterker, als ik zoo even in 8 en 10 heb opgege ven. Deze kleine vlammende uitbarstingen hiel den lang aanik kon dit verschijnsel dus naauw- keurig genoeg waarnemener vertoonde zich na melijk, kleine blaasjes, die zoo dra zij braken, of met een puntig ligchaam doorgestoken werden knaptenen een gas uitgavenhetwelk oogen- K 5' blik- Aldaar op het einde van 8.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 455