17 3 raken (g), van den overigen Phosphorus h volstrekt vereisclit wordt; want ik heb bij de vo rige proeven meermalen waargenomen dat aaiï den cverblijvenden Phosphorus na eene geblusch- te ontvlammingdit wit omkleedsel geheel ver teerd was ien zelfs danwanneer de Phospho rus alleeu maar aan eene ignicentie onderworpen was geweest, heb ik aitijd eene afronding en ge mis dier stoffe opgemerkt (k); terwijl in geval Van eene in hare uitwerking belette ignicentie dit omkleedsel toch zoo verre weggebrand was als de Phosphorus gegloeid had doch dit niet alleenmaar ik heb tevens bij mijne proeven geziendat die rolletjeswelke het meest met wills (g~) Men begrijpe mij wel; ilc bedoel niet zoo zeer ds tntvlamming dat is het eigenlijk vlammend branden va» den Phosphorus, als wel de ontsteking, bet vuur vatten, of brandend rooken van denzclvendoor mij ignicentie ge noemd waarvan de ontvlamming niet altijd het gevolg is. (A) De overige Phosphorus, dat gedeelte namelijk het welk de waskleurige stof genoemd wordt. iZie bij Proef 1in 15 en alle de met deze over eenkomende uitkomstenhoewel 'er niet gedurig van d® vertering dier witte stoffebij dezelve melding gemaakt is; voorts onder Proef 22 33 onder Proef 44 in 5, onder Proef 49 in 6onder Proef 53 in 7onder Proef 62 in 6. Proef 5 19; onder Proef 33 in 6, en onder Proef 36 in 4. In Proef 14 zie 6; in Proef 26 waarn. 3 en bij nog «enige andere proeven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 477