-C 181 digen de Heer van Marum namelijk, is ran gedachtenzoo als ik reeds in de vorige Afdee- lirig bij Hoofdstuk VII. heb doen opmerken (A); dat de Phosphorus tot zijne ontvlamming in ver ijlde lucht denzellden graad van warmte behoeft, als in dampkringslucht, hetwelk zijn Ed. dooi' eene proef, van welke ik daar ter plaatse mel ding gemaakt hebeenigzins meent bevestigd te zien. Doch een ander even zeer achtenswaardig geleerde, de Heer van Bern melenschrijft daar en tegen in zijnen brief iaan den Heer van Marum Mijne bevindingen hebben mij anders doen oordeelen over de grootheid der y> temperatuur, die de Phosphorus noodig beeft om in 't luchtledige te branden. Het is in 't y> geheel niet te denken zegt UEd. de Heer van M a i' u m in da V erhandelingen van Teijlers tweede genootschap Stuk AT.) dat de Phosphorus in verijlde luchtbij eenen minderen graad van warmte dan in darnp- y> kringslucht ontvlammen zal. Ik geloof het tegendeel. Hoe meer toch de Phospho- rus van de drukking des dampkrings ontheven zijnde, in eenen vluggeren staat komt, zoo als M 3 ik fh) Zie zijn Ed. meermalen aangehaalde Verhandeling onder anderen te vinden in Kasteleijns Chemische enPhy. sische Oefeningen, heel III. en aldaar hl. 257 en 258. iHet bovengemelde Onitmoek omtrent het ontvlamt mnvan den Phosphorus enz. hl. 9 en to.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 483