194 tnendat liet door den stand der kwik in de peilbuis op bet oogcnblik der ontvlamming ge noegzaam bewezen isdathoe meer de Phos phorus over zijn geheel met isolerende ligcha- men bedekt wordt, zoo veel te eerder de zelf- ontvlamming gelukken zalen in het algemeen kunnen wij als bewezen aannemen, dat de ont vlamming altijd met veel meer moeite en trager verkregen wordt in die gevallenbij welke de Phosphorus op de isolerende zelfstandigheden slechts gelegd dan wanneer hij door dezelve omgeven of omwonden werd h i Zelfs zijn er onder mijne proeven voorbeeldenbij welke de rolletjes Phosphorusin geval ecncr mindere bedekking, alleen maar tot eene ignicentieen niet tot eene ontvlamming komen konden schoon misschien bier voor eene bijkomende reden geweest zij, wegens welke ik mijne ge dachten in 't vervolg zal mededeelen. En (ten einde weder op onze tegenwoordige overweging terug te komen) welk een verschil in het uit werksel eener spoediger ontvlamming bij eene ge- (h~) Vergelijk Proef 23 met Proef 3, Proef 24 met Proef 6, Proef 25 met Proef 9, Proef 26 met 14, en in 't bijzon der Proef 22 met 19—21, voorts Proef 36 met 37 en andere. Q r') Hiervan is uitgezonderd Proef 34 tegen Proef 11, doch in de eerstgcmelde was de zelfstandigheid minder warmtestof geleidend, waaraan ik deze afwijking meen te moeten toeschrijven. (i) Proef 18, 35 en 36, in vergelijking met Proef 37--

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 496