201
eens zich verlicht vertoonde q). Van daar mede
dat het phosphorische licht der rolletjes zicli nog
eenigzins voordeed aan derzclver aanraakpunten
met zulke ligchamen, die, hoewel geleiders der
■warmtestof, echter zulks niet zeer gereedelijk
doen (r) doch dat dit licht zich in 't geheel
niet bij zoodanigen vertoondedie het vermogen
om deze sloffe te geleiden, in eenegrootere mate
bezitten s En al hadden wij geen ander be
wijs voor mijne stelling tzou alleen dat der
45ste Proef voldoende zijnbij welke, hoewel
de Phosphorus geheel overdekt was met kaars
katoen eene stof' waar mede de ontvlamming
andere het gereedst gelukt is deze echter
nu niet mogelijk bevonden werdom reden dat
het rolletje, voor zoo een groot gedeelte (namelijk
met zijne geheele ondervlakte) in aanraking was
met een de warmtestof' zeer goed geleidend lig-
cliaam v Ik herhaal het, alleen zou de uit
komst dezer Proef' reeds voldoende bewijzen
N 5 dat,
(f) Zie Proef 71. in §56.
(r) Zie onder Proef 27. in 35.
f r) Bij Proef 28, 29 en 30. Ibid.
tNamelijk dat in 't algemeen warmtestof stiel
dan traaglijk geleidende ligchamengoede isolerende zelfstan
digheden voor den Phosphorus in dezen zijn,
u Dit is blijkbaar uit alle die proevenbij welke de
Phosphorus met kaars-katoen gedekt was, men zie dat
bijzonder in Proef 66.
v) Kof er namelijk.