248 )-
de luchtsverijling plaats, dan zouden die vlug ge
worden deeltjes nog niet rondom den Phosphorus
blijven hangen maar, indien zij al niet tot ho
ven in de klok oprezen en daar hun verblijf
namen zouden zij zich zeker door het ge-
heele glas verspreiden mdaar het derhalve niet
waar
laatst voorgaande c. Doch in 't bijzonder leide ik het hier
gestelde daaruit af, namelijk dat er bij de phosphorescent ie
en vooral bij de ontvlamming, cene ui td ij ving van vlugge
deeltjes, zoo als het dan werkelijk zigtbaar is, zich voor-
doetj het geen duidelijk zal worden uit het geen ik ten be
wijze hier voor in 't vervolg zal aanvoeren, terwijl ik te
vens eene reden te meer daarvoor, dat in of op den Phos
phorus werkzame opgehoopte hier door ons genoemde)
warmtestof, dit vervlugtigen van zijne deeltjes bewerkt,
meen te vinden, in het verschil hetwelk men waarneemt
op den reuk bij een stukje Phosphorus, blootgesteld aan
de dampkringsluchtin eene lagere of in eene hoogere
temperatuur, in welk laatste geval die uitvloeiselen zich
veel sterker en op eenen grooteren afstand doen merken,
Dit wordt zeer waarschijnlijk uit het geen ik bij
mijne proeven heb opgemerkt, met opzigt tot het opwaarts
uitstrekken van den lichtenden conus (bij Proef i, in 13.
beschreven, en ook bij andere proeven gemeld) en vooral uit
bet oprijzen van het lichtend wolkje tot hetwelk die conus
2ich vormt, (zie bij die Proef in 14) IVlcn vergelijke ook
bet geen de Heer van Bern melen, op het geen de Heer
van Ma rum ten dezen opzigte beweert, heeft aange
merkt, in deszelfs onderzoek bladz 6 en 7zie ook nog
Sn Aanmerk- 0 hier zoo onmiddclijk volgende.
(w) Dit blijkt ook uit het geen waargenomen is bij
froef 73 (zie bij die proef B, ia 1 fcea in de meeste ge-
vallen