254
niet vereenigen kan moet ik echter dankbar®
Imlde aan hetzelve doen dev.iil het mij den weg
gebaand heeft tot die verklaringen welke ik nu
naar mijne gedachtenals ware oorzaak van dit
Verschijnsel ga voorstellen.
87. II. Ik heb tot dus verre ir» deze Ver
handeling meermalen wenken gegeven hoe ik
over de oorzaak van de bedoelde ontvlamming
ten naastenhij denk. De warmtestofdie be
weegoorzaak in zoo vele Natuur- en Kunstwerk
tuigen, oefent in deze niet weinig haar vermogen
uit. Doch om dit te begrijpendiene men den
Phosphorus regt te kennen in zijne betrekking
tot deze stofvoor mij heb ik uit eene reeks
van waarnemingen denzelven bevonden te zijn,
een in zich zeiven brandbaar ligchaamwelk
vermogen (om in zich zei ven te branden) zijne
oorzaak vindt in de groote hoeveelheid warmte-
stojdie hij gebonden houdten die als voel
bare warmte hare veerkracht begint uit te oe
fenen-, zoo dra zij daartoe in gelegenheid ge
steld wordt.
Uit deze hoofdstelling, is zeer gemakkelijk het
gebcele verschijnsel der zelfontvlamming van den
Phosphorus, zoo in- als builen bet luchtledige
te verklaren tot het eerste echter bepaalt mij de
Vraag van het Genootschap,
Het