c 256 )- too eene groofe mate ontleedt («5), maar ook om dat hij in zich zeiven brandbaar is c Als zoodanig nuboude ik deze zelfstandigheid en wie er immer omgang mede gehaden ge leerd heeft, hoe voorzigtig men met ditligchaam uit hoofde van zijne groote brandbaarheidte werk moet gaanof wie slechts den lellen gloed bij brandenden Phosphorus gezien heeft zal ongetwijfeld denzelven dit vermogen toekennen. Doeh bij de gewone verbranding van dit lig chaam komen nog andere stoffen din aan merking die Iigtelijk tot een bedriegelijk be sluit leiden kunnen maar in 't luchtledige (waar de Phosphorus dit branden in zich zeiven meer bepaald vertoonen kan, en ybor welk ver- scitiju- Anderhalf maal zijn ge\vigt aan zuurstofgas, La voisier grondleg. Deel I. bl. 55—60. i Tot de ontleding van het zuurstofgas moet d® Phosphorus eene temperatuur van 112 F. hebben. (c) Dat is, volgens mijne bedoeling, dat de Phospho rus tot deszelfs branden, niet noodzakelijk stoften van el ders behoeft, maar dat hij die bij zich zeiven bezit. Doch hiermede wil ik echter niet beweren, dat deze zelfstan digheid, onder den toevloed van sommige andere stoffen (eenige luchtsoorten), niet feller zoude branden; maar ik doel hier op de ignicentie, die, zoo als vervolgens nader blijken zal, met regt den naam van branden van den Phos, phorus in zieh zeiven, verdient. d Het origine der dampkringsluchten de daarbij vtij gewordene warmtestof.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 558