a58 dit met de scheikundigen van onzen tijddat de licht- en warmtestof, die bij brandende ligcha- men vrij wordtin de meeste gevallen en groo- tendeelsniet uit die ligchamen zeivenmaar uit bet ontleed zuurstofgas voortkomen doch op Welken grond van waarschijnlijkheid zou men Staande willen houden dat deze beidede licht en warmtestof) bij de verbranding slechts enkel en alleen uit dit gasof welk gas het ook zijn mag zullen voorlvloeijen Hebben alle lig chamen niet ecne zekere hoeveelheid warmte stof? zou er eene ruimte tusschen de deeltjes in de ligchamen zijnwaar zich deze stof niet bevond hEn is zij het nietdie in de lig chamen aldus door de kracht der verwandschap of aantrekking besloten een gedeelte van hunne zelfstandigheid en zelfs van hunne vastheid uit maakt ien welker hoeveelheid naar het ver-» schil der zelfstandigheden merkelijk verschillende is k De scheikunde heeft auu dezelve in die gevallenden naam van vastgelegde verbondene en (g) Ook in andere gassoorten ondergaat de Phospho rus eene ware verbranding, men denke aan het gas azóte etmospherique zoo als uit mijne proefnemingen biykt) en aan het gas acide muriatique oxigètié. h Hoe schoon is dit door Lavoisier ontwikkeld Grondleg. Deel 1. bl. 16 en 17. Lavoisier, Grondleg. Deel I. bl. qo. JJpejj, Syumatiifh llantlitck i, Dal bl. 153.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 560