-( 279 de warmtestof van rlen Phosphorus ij deze proe^- ven, de verijling der lucht ver genoeg gevorderd zijnde, eene poging 0511 zich, ais het ware ia dezelve uit te storten (ï)- Reeds is in het vo:ig Hoofdstuk gedeeltelijk ontwikkeld, in hoe ver dit plaats kan hebbenwaar bij ik nog voegen moetdatbehoudens den invloed der meer dere of mindere hooge temperatuur dier lucht ook dc trap van derzei ver verijling m aanmerking komt; want zoolang er bij het tweede tijdperk der luchtsverijling (m) nog lucht genoeg in den recipient is zal zich de ignicentia meer over de geheele oppervlakte der rolletjes vertoonen dan wanneer de lucht nog verder uitgepompt wordtin welk geval het licht zich algaande weg naar de isolerende zelfstandigheden zal zamen trek- S 4 ken Zie hier boven 5 9r- Zie hier boven Hoofdstuk 1. 75, 8q en 8u (l) Zie terzclvcr plaatse 81. (m) Bij het tweede tijdpak der luchtsverijlingbij welke zich het tweede licht, of dat der aanvankelijke ignicentiavan den Phosphorus vertoont; want bij het Qerstc liebt, het licht der phosphorescent ieheb ik nooit de bewuste zei fontvla m« ming in't ijdel zien ontstaan; hetwelk ook onmogelijk plaats kon hebben, om dat het eene afnemende uitwerking heeft. C nj Ik heb tevoren in het eerste Hoofdstuk dezer Af- deeling bewezen dat er eenige dampkringslucht in den recipient bij deze proeven moet overblijven, als noodza kelijk zijnde tot de ontvlamming van den Phosphorusdoch hier komt zij niet als zoodanig, maar slechts met betrek-, king tot de in beweging zijnde warmtestof van 4cn Phofe £>horu«, iu aanmerking.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 581