_c ,S4 )-
zeer kort zifneerst zal ik mij bepalen tot liét
geen deze ontvlammingen doorgaans voorafgaat
en dan tot het phoenomen zeiven.
i. Met opzigt tot het eersteheb ik doorgaans
waargenomen, dat hel opgehoopte cnlorique aan
den omtrek van den Phosphorus, bij de aanraken
de punten niet een isolerend iigehaanihel vloei
baar worden of smelten van deszelfs witte stof
ter dier plaatse veroorzaakt (y), waarop dan de
jgnicentie zich vertoont. Op deze zal echter niet
altijd de ontvlamming volgen; want, behoudens
de vereischten tol liet formeren der vlam z),
kan de Phosphorus tot dien graad niet komen,
maar blijft slechts hij eene ignicentiewanneer
namelijk de isolerende ligchamen niet van dien
aard zijn dat zij de warmtestof genoegzaam op-
keeren a ook niet in geval van bijomstandig
heden (6). Van hier dan, dat, schoon hij ge
bruik van isolerende zelfstandigheden (c), tie
J'ü-
(y) Men vergelijke bij ceniga proeven in Afdeeling I.
het 2de verschijnsel.
In Hoofdstuk I. dezer Afdeeling, en bijzonder ia
dit Hoofdstuk behandeld.
Hiervan moge teu voorbeeld dienen Proef 14 ea
Proef 26.
-<i) Proef 5 cn Proef 36, komen hier in aanmerking.
(e) Naar de geschiktheid der zelfstandigheden, met
welke de Phosphorus in aanraking is.