C *9°
levert van liet vermogen zijner verborgene warm
testof.
98. Indienzou men vervolgens kunnen te
genwerpen door de verijling der lucht de wartn-
tedeeltjes in den Phosphorus zich zoo voortdrin-
gen als hier beweerd is (te), dan moet al zijne
warmtestof naar buiten uitgestooten wordenen
dus de ontvlamming niet tot stand kunnen ko
men. Ik antwoord hierop
1. Dat die voortdringing der wrarmtedee!tjes
bepaald is, want men moet zich dit niet tot in
het oneindige verbeelden.
2. Dat er aanmerkelijke tegenstanden bij in
aanmerking konten x en daaronder wel bij
zonder de aantrekking die de Pliospliorus op de
warmtedeeltjes doet, als ook dat zij op elkander
eenc zekere drukking uitoefenen door weike
derzelver uitzetting gematigd wordt.
3. Dat ingeval zij zich meer van den Plios
pliorus zuilen kunnen verwijderendaartoe dan
gelegenheid moet zijn dat is met andere woor
den dat de Phosphorus dan met goede leiders
der warmtestof in aanraking zijn moet, gelijk als
in Proef 71, doch dat het ijdel een niet leider
der warmtestof is (y En
4. D*t mijne proeven ten duidelijkste bewij
zen,
Zie 89.
(x) Zie Aanmerking (g)bladz. s68.
O) Zie Aanmerking bladz.