-C 295 }- deze itof immers geheel en al door die leider# wegvloeijen zonder eonige uitwendige werking te kunnen vertoonen het tegendeel doet zicli Toorhier in bestaande dat de Phosphorus dan nog lichtende blijft (b). Ik antwoord hier op r. Al de warmtestof van den Phosphorus kan niet Wrgvloeijenom reden te voren reeds gegeven (c). 2. Zij zal geene uitwendige werking vertoo nen als de lucht ten uiterst verijld iswaar van onze 7iste Proef ten bewijze moge dienen, doch daar in de andere gevallen de lucht niet in die inata kan weggenomen wordenen liet ealorique zich naar alle kanten in den Phosphorus uitzet; zoo kan het niet wel anders of de rolletjes moe ten neg cenigen tijd c/} lichtende blijven e ioo. Froef 15—18, en 37—30, «Is ook Proef 50. (r) Zie Aanmerking bladz. 271. (d) In Aanmerk. bl 130 komt eene proefnemingvoor, die aan bet geen ik te dezer plaatse in de Verhandeling ge schreven heb, ecnig licht bijzet: in dis proef was het aan rakend ligchaara een niet zeer goede leider der warmtestof; en echter was het licht aan den Phosphorus, na een paar uren bijna geheel verdwenen(dathet nog, hoewel naaiivv- lijks merkbaar een dag of vier voortduurdemoet daaraan toegeschreven worden, dat de toestel niet volkomen lucht- digt was). En ik twijfel zeer of, bij aldien het aanrakend ligchaam ee» metaalof andere zeer goede warmtcleider geweest ware de toestel volkomen hiehtdigt of gesloten zijnde) het zoo even gemeido licht wel twee uren zoude geduurd hebben. e) Vergelijk het geen ik op dc bedenking j 98 voor?, komende geantwoord heb.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 594