C 597 spoedig kunnende intrekkendear doop het houf »og meer warmteieidend maakt. Maar blijft de zwarigheid niet dezelfde met op- eigt tot die gevallen bij welke de Phosphorus om- Wonden is metof gelegd op zoodanige zelfstan digheden die slechte geleiders der warmtestof zijn; als sommige haarsoorten (o), harst (p) en harstpoeder <7 zegelwas(r), pek sen dergelijkenalsook fijn gestootenglas (it), olie (u) en meer anderenUit de laatstvoorgaande oplossing is het tegengestelde afteleidenimmers alle de hiergenoemde zelfstandigheden, alsook alle ovesige vette en hartsachtige stoffen, zijn niet ge schikt om vochten optenemen: het gevormd phos- phorischzuur moet dus om den Phosphorus blij ven hangenof liever het zal derwaarts afvloeijen waar de rolletjes door de zelfstandigheden worden aangeraakt, en de ignicentie of ontvlamming een begin zou moeten nemeri (f)aan die plaats nn u Proef 40. (y) ïn de 49ste Proef is er ten dezen «pzigte eenTg ▼oordeel; daar hangt die Phosphorus vrij aan een linnen draad het phosphorischzuur zal hier meer of min langi de zijde van het rolletje afzakken, en aan de onderzijd© zich voor het grootst gedeelte plaatsen, zoo dat de ont vlamming aan de bovenzijde b:j dea draad een begin zal «emen, gelijk, gezien is. T 5 zal 0) Proef 5. Proef 36. Proef 47. (p) Proef 48. r Proef 46. (f) Proef i3.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 599