-( 3oo fcen en ik heb duidelijk genoeg a»ngetoond dat bij zoo eene vergevorderde veiijiing geene andere stof, dan de warmtestof ciit verschijnsel veroor zaken kan. Daarenboven er zijn proeven voorge komen die omtrent dit stuk geene bedenking meer overlatenmen zie onder anderenslechts Proef 5i in vergelijking met Proef 52. In de eerste dezer (zoo als ook in anderen dzag men de zelfontvlamming van den Phosphorus ont staan wanneer hijnabij gebragt zijnde aan bet punt zijner ontvlamming door nedervallend tcopervijlsel een zeer goeden leider der warmte stof) plotsclijk werd aangeraakt, ea door welke oorzaak kon in dit geval de ontvlamming geluk ken indien niet door de warmtestof van den Phos phorus die door de ver voortgezette luchtsvcr- ijling los geworden geenen uitweg vindende door het isolerend Jigchaam, van de gelegenheid, die aan dezelve gegeven werd, gebruik trachtte te ma ken zoo in massa naar de opvallende ligchaam- tjes toeschootdat aan derzclver aanraakpunten met den Phosphorusde hitte tot zijne ontvlam ming sterk genoeg werd. Doch in de andere proef (de 52ste) waar de in denzellden staat gebragle Phosphorus met houtskool poeder bestrooid werd, deed zich noch ontvlamming noch iets bijzonders Vooruit hoofde dat de warmtestof, hoewel los- genoeg (O Proef ff.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 602