I n het Voorherigt des Derden Deels dezer Nieu
we Verhandelingen van het Zeeuwsch Ge
nootschap der Wetenschappen, hl.
29 en 32 is gemeld, dat bij het Programma van
1818, de volgende Vraag was uitgeschreven:
4- 4» -J*
Daar dikwijls het te velde staande Koren en
andere veld-gewassen worden aangedaan en be
schadigd door dat geen, het welk men Honig-
daauw noemtwordt gevraagd welke zijn de
omstandighedendie dit Natuurverschijnsel voor
gaan en vergezellen Welke is de aard der be
schadigende uitwerkselen?Zijn er, en zoo ja,
■welke Proeven genomen, om die nadeelige gevol
gen voor te komen, of, reeds daar zijnde, weg
te nemen of te verminderenen welke middelen
kan menop grond dier Proefnemingen en met
verwachting van eenen gunstigen uitslag, daar
toe aanwenden i
Dat twee antwoorden waren ingekomen onder
de zinspreuken Eenvoudigheid is het zegel
der waarheid en Door schade wordt men
z. gen.1V.d. 3. Stuk. A wijs.