C 5
Nu is het hoogst waaischijnelijk dat de zaadjes
der vreemde plantjes door deze poren der plan
ten tot dezelve toegang krijgen, en op den bodem
dier gaatjes hunne kleine worteltjes uitbreiden in
het cellenvormig zamenstel rondom- den bast
waar zij hun voedsel vinden door het opvangen
van die sappen welke anders tot voeding.van het
graan bestemd zijn, waaruit dan volgt, dat, naar
mate er meer of minder zoodanige uitwasj'es of
vreemde plantjes op de graanpianten aanwezig
zijn ook de voortgang van derzelver volkomerie
ontwikkeling gestuit, en de voortbrengselen zeer
verminderd moeten worden.
Alle soorten vanbepaaldelijk dus genoemde,
granen zijn aan den lionigdaauw onderhevig
maar liet is opmerkelijk dat liet voorjaars-graan
(in Engeland) er minder door beschadigd wordt,
dan liet winter- graanen Rogge minder dan Tar
we welligt om dat bet eerste rijp is en gesneden
A 3 wordt
ten, en zij moeten waarschijnlijk aan dezelve ter vergoe
ding strekken voorde onmogelijkheid om van plaats te ver
anderen.--* Eenc plant, wanneer zij dorst heeft, kan niet
naar de beek gaan om te drinken maar zij kan een on
noemelijk aantal poren tot den ontvangst van elke maa-t
vari vochtigheid openzetten, die in regen of in daauw ne-
dervalt, of die, van groote watermassa's afgefcheidenin
den dampkring wordt opgenomen het gebeurt zelden dat in
het droogste jaargetijde de nacht niet eenige verkwikking van
dezen aart verschaft, om alzoo de vochtigheid te herstel,
Jen, die door de hitte van den vorigen dag was uitgeput, 11*