C 7 oner, de luclit, als het ware, doördit stof vervuld zijn, gereed om bij liet minste koeltje, 't geen met vochtigheid verzeid is zich in de poren van duizende gemeten graan te vestigen? De Voorzienigheid nochtans, die voor alle Hare schepselen zorgt verhindert liefderijk de al te groote vermenigvuldiging van alle soorten van Wezens. Ware het anders zoo zouden de kleine plantjes en diertjeswelke juist die vijanden zijn waar tegen men zich het minst verdedigen kan zich lot ecne onevenredige menigte uitbreiden: dit evenwel kan niet geschieden, ten zij dat cene meenigte van voorbereidende oorzaken met ver- ecnigde krachten daar toe mede werkenwant zonder deze wijze en goedertierene voorzorg zou de plaag der slakkenwormentorren en van ecne menigte andere schepselenwier voorttee- ling even onberekenbaar isals het zand aan de zeeden raensch en de grootere dieren reeds lang van de oppervlakte der aarde verdreven hebben. Het zou vermetel zijn een geneesmiddel aan de hand te geven voor eene ziektewelker voort gang zoo weinig bekend isevenwel kunnen gis singen welke op den aangewezen oorsprong ge grond zijn, zonder nadeel gewaagd worden. kien meent dat deze ziekte vroeg in de lente beginten zich het eerst in de gedaante van. A 4 raest.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 623