35
liet indrinken van den koelen daamv door de op
slurpende vaten in de bladen en stengels, en bij
de geringe ontlasting door de uitwaseming vol
komen vol, totdat de daauw is opgehevenmaar
dan beeft de zon reeds eene aanmerkelijke hoog
te bereikt en de planten worden in eenen korten
tijd in zulk eene warmte gezetdat de lucht en
vochten in derzelver vaten zich zoo sterk uitzet
ten, dat de vaten, waardoor de uitwaseming ge
schiedt de te overvloedige lucht en vochten niet
kunnen doorlaten; en het gevolg hiervan is, dat
door de sterke persing de vaten der planten en
het bekleedsel der halmen breken en de lucht en
voedende sappen door die openingen wegvloeijen.
Dit vocht is, als het uit die openingen voort
komt, groen van kleur, en met beiletjes of blaas
jes bezethet kamt op de halm even als of het
door wind of geblaas naar buiten gedreven wordt,
waaruit blijkt, dat de planten benevens het vocht
ook lucht door die openingen ontlasten: het vloei
bare gedeelte wordt door de lucht opgenomen,
bij de vermindering daarvan wordt de uitgevloei
de stof bruinen als de lucht het vloeibare ge
deelte geheel heeft opgenomen, blijft er een roest
kleurige stof over. het welk men van den halm
kan afvegen als dit stof door den wind weg-
C 2 ge-
Hier vooral en in d -eerstvolgende bladzijden blijkt
dat de ande's kundige Schrijver met de ware natuur van
den Honigdaauw niec bekend was.