*9 inch 1 ad mogen l open en dit verschijnsel noem de men Honigdaauw. Intusschen blijkt hieruit: a. Dat ook bij het Koolzaad eene gestremde of ongeregelde uitwaseming de ware oorzaak van de zoogenaamde Honigdaauw isen b. Dat die gestremde of ongeregelde uitwase ming bij gedurige regens even zoo wel plaats beeft als bij zwaren daauw ten anderendat dit ver schijnsel zich openbaart in den tijd dat de zaden gevoed en rijp en de planten droog zullen worden dat isin den tijd als de werkzaamheid der plan ten tot de ontlasting der vochten het grootste is, en, dewijl het Koolzaad veel vroeger in den zomer tot rijpheid komt dan de Taiwe, het minder of meer gevorderde zomersaisoen daarbij niet in aan merking komt of daarop invloed heeft De Tarwe vorderde in dezen zomer zeer lang zaam in haren groeiwerd eerst in September lijp en Weef van den Honigdaauw bevrijd. In het jaar 1817. stond de Tarwe die nog te veld was gebleven in het voorjaar zeer slecht: de voorname reden daaivan was dat de zaai tijd in den herfst van 1816. zeer ongunstig was: de gronden waren zoo natdat het zaaigraan niet behoorlijk te veld kon worden gebragten nog voor een gedeelte verrotte de planten waren in de maand Mei nog klein en stonden dun op het veld, maar met het begin van Junij Z. GEN. IV D. 3 St. D had

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 665