C 55 'zaakt was gewoiden dan wordt ten eenemad onverklaarbaar, hoe die daauw of nevels kunnen werken op eeltige planten en zelfs op eenige hal- tnen welke niet andere die onbeschadigd zijn gebleven op dezelve plaats cn op dezelve plan ten zijn gegroeid. Zoo heb ik dan mijne voorgenomene taak ten einde gebragt, en aangetoond dat de gelegenheid gevende oorzaak van den zoogenaamden Honig- daauw ontstaat door eene te overvloedige voe ding der Tarweplanten, waarbij dan plaats heeft, dat het voedsel het welk zij opnemen, in hare ligcha- men niet volkomen wordt bewerkt, cn de afschei dingen van de overvloedige en onzuivere stoffen niet naar bchooren geschiedenzoo dat dit verschijn sel werkelijk wordt voortgebragt bij eene onre gelmatige uitwaseming, of forcering tot de ont lasting van die overvloedige en onzuivere stoffen waarvan de Planten, bij de voeding der vrucht de rijpwording van het zaaden het droog wor den van de gelieele plant, zich eindelijk moeten ontdoen. De bewijzen die ik daarvoor heb aangevoerd, zijn eenvoudige waarnemingen en ondervindin gen en van dien aart dat men eiken zomer in de gelegenheid is om de gegrondheid daar van in te zien of door kleine proeven nadere zekerheid verkrijgen en dan zal men met mij ge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 671