Bij ~C 72 waardde noodige voorziening langs een ander middel daar te stellen. Naauwlijks in 1813 liet bestuur in banden heb bende werderq de dringende belangen van dit gewest ter zijnpr kennis gcbragten onder deze de volstrekte behoefte van eene haven voor Midr delhurgen van eene betere suatie van liet bin nenwater tot behoud der landerijen van het ei land Walcheren. Met eene goede haven was in beide die behoef ten te voorzien. En om het beste middel hiertoe uit te vinden werd niet veel tijds verspild. Reeds in 1814. •werd het Arnemuidsche kanaal gedeeltelijk ter uitdieping aanbesteed, met oogmerk om daarvan eene haven te makenterwijl bij hoogstdeszelfs Be sluit van I.Augustus deszelven jaars eene Com missie werd benoemd, om te helpen beramen en uitvoeren de voegzaamste middelen ter voortzetting der reeds begonnen of ver der te be velen herstellingen van de voorschreven haven. Nu begon men met meer gezetheid bet middel zclye te onderzoeken. Het geen men reeds had gedaan was verre van overbodig te zijn want aan de uitgraving van het Arnemuidsche kanaal was dier Stad, en de daaraan liggende Fabrieken van Zaagmolens en Zoutncring, alles gelegen. Overigens belette dus niets, ook thans op nog andere middelen van herstel bedacht te zijn.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1828 | | pagina 94