6i tijd hadden uitgevonden of konden uitdenken, achtte Pa ulus hij het eenvoudige en door hen als dwaasheid verachte Euangelie niet in aan merking te komen, ja dwaasheid te kunnen worden geheeten (o). Waarom hij dan ook het Euangelie niet alleen verheft hoven; maar ook stelt tegen over alle menschelijke wijsheid (p). Eindelijk vinden wij nog hij denzelfden Apos tel dat God de wijsheid dezer wereld niet al leen dwaasheid achtte maar ook dwaasheid had gemaakt dat is, had doen hlijken lou tere dwaasheid te zijn, door de prediking van het Euangelie, en dat hij lot het omhelzen van hetzelve de dwazen, de eenvoudigen en onge- leerden, hoven de wijzen had uitverkoren Uit alle deze en dergelijke Bijbelplaatsen nu zoude men kunnen afleiden gelijk sommigen in hunnen meer vromen en welgemeenden dan verlichtenijver voor de Godsdienst ook wel hebben getracht uit dezelve te hetoogen dat, naar de leere des Bijbels zelve, alle mensche lijke wijsheid, welke men door het beoefenen der W etenschappen kan verzamelenongeschikt moet (o) i Corinth. 120. p1 Corinth. I, 2123. l Corinth. II, 6, 7. (5) 1 Corinth. ill, 19. (r) i Corinth, 120. 1 Corinth. i 2G 27.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 105