72
1
bijzondere menschcn zoo en niet anders rigte
Hij begint daartoe (vs. 1 ii.) met eene over-
schoone lofreden op het menschelijke verstand.
De nuttigste metalen, (zoo roemt hij deszelfs
vermogen,) het goud, liet zilver, het koper
en het ijzer, hoe diep ook verborgen in den
schoot der aarde, weet het optespoorcn en zich
dienstbaar te maken (vs. i 2.). Zelfs aan de
duisternis stelt hel palen en belet haren voort
gang, opdat zijne navorschingen er niet door
mogen worden gestremd (vs. 3.). Door het
zelve voorgelicht klieft zich de mijnwerker ecnen
weg door de binnenste ingewanden der aarde
tot de gewesten der zwevende schimmenwaar
zijne voetenhem niet verder ten dienste
staandehunnen pligt schijnen te vergeten(vs. 4.).
Daar baant zich het menschel ijk verstand een
pad ouder de oppervlakte der aarde, op welke
het koorn welig tiert, werwaards het scherp
ziend oog van den havik, zoo min als de fiere
moed van den leeuw doordringt, om daar gotul
en edele gesteenten optezamelen (vs. 58.).
Bergen wroet het om en klieft de hardste stee-
nen. Hier doet het siroomen vloeijen door
rotsen; daar stopt 4iel rivieren, zoo dat er geen
traan doorzijpt, en al, wat berg en rots en
stroom verborgen hielden, ligt naakt en bloot
(vs. g11.). Doch wat ook het menschelijk
ver-