7 3 versland vermag(zoo gaat Jöb voort) vruchte loos waagt liét zich aan het nasporen der Godde lijke wijsheid ei) net u'itvor'schen van hare' plan- lil 0fC JlQT t nen en wegen (vs. 12,'i3.).' Te' Vergeefs ware liet, om haar op liet spoor te' komen, af te dai- len lot op den diepstcn bodem der 'zee 'te ver geefs, voor haar bezit goud, of nog 'gvooteré schatten le hinden (vs.j'iiiy.). .Zij is verhor- nou33flo "v>n iiil «•«lil oi Kuaai gen voor alter levenaigen oog. JUaar, waar de vogels zweven in de hoogp lucht is zij niet te vin den j daar' waar de schimmen zwevenin het die pe rijk. der dooden ként mén haar alleen liijge- ruchtcr(vs. 2o—22.). God alléén Ttéht haar vol komen l'Jijde alwetende, en almagti^e Schep per der aarde. Hem diende zij hij het hepalen van de zwaarte van den wind den loop van het water', de wetten van den regen, en den weg van donder en bliksem. Toen zag hij haar en liet haar spreken hij liet haar voor zich 'tredenj en vorschte haar uit (vs. 2327.). En na dit al les uitmuntend schoon te hebben ontvouwd eindigt Job nu zoo treffend, als verrassend: u maar tol den niensch sprak God: zie voor u is de vreeze des lieeren wijsheid en van het kwa-j de te wijken verstand of met andere woorden mona77 /1on1 0 1 to j met daarin bestaat, omensch! uwe Godsdiensti ge wijsheid, dat gij mijne wijsheid doorgrondt 10. niij-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 117