83
aart der zake overtuigt zij ons dat noch rijk-1
dom, noch uiterlijke eer en aanzien, noch zin-1
lijke vermaken ons wezenlijk gelukkig kunnen
maken. <r De gierigaard toch, (n) smaakt hij
al den oVervloed weiken hij bezit, geen gc-
noegen, de vrees bekruipt hem voor het ver
te lies, zijne hebzucht blijft onbeperkt, eu hij
berooft zich van alle wezenlijk genot zijner
goederen. De eerzuchtige is nimmer te vre
et den met den trap van aanziendoor hem be
te klommen; bij streeft naar booger en bereikt
nooit den eindpaal zijner wensclten; behalve
dat zoo menig een zijne eerzucht gevoelig
gekrenkt ziet door de weigering van uitwen-
dige eerbctoonifTg. Het genot van zinlijke
tt vermaken moge streelend zijn voor eenigen
tt tijdde aanhoudenheid baart verveling en doet
den mensch haken naar ecne gedurige afwis-
seling.» Ja hoezeer het ligchame'ijke en zin
lijke hetwelk de naaste betrekking op ons heeft
en den meesten invloed op ons genoegen of on
genoegen oefent, als, bij voorbeeld, de gesteld
heid van ons ligchaamde gezindheid van en
de verkeering met zulkén aan welke wij door
de banden des hioeds of anderszins verbonden
zijnniet onverschillig kan worden geacht voor
ons
Ik heb deze woorden trntleerrd uil het Christel, Magiatyky
tlitgeg. door P. Büets, 2 D, bi, i64 volg.