85 onzer ziele; maar ook alle die genoegenswel ke verkonden zijn aan of voortspruiten uit de ligcliamelijke en enkel zinlijke betrekking tus- schen mensclien en menschenniet alleen alle vcrrigtingen welke enkel tot kot ligchaam be- kooren maar ook die werkzaamheden der zie le, welke omtrent enkel ligcliamelijke belangen verkeerenof op enkel zinlijk nut en genoegen gcrigt zijnleert onze rede ons dus af te zon deren van de denkbeelden en verwachtingen die wij koesteren aangaande die gelukzaligheid op welke wij kopen aan geene zijde van liet graf. Zoo al liet ligcliamelijke en zinlijke uitslui tende, leert zij ons het geluk der gezaligden beschouwen als van eenen geestelijken aart, al leen door onzen onsterfelijken geest te genie ten. En trackten wij ons, op hare voorlich ting, dan verder een juist begrip te vormen van liet geen, voor onze ziel, ware zaligheid is, dan bevinden wij, dat dezelve nergens an ders in kan bestaandan in vergenoegdheid en tevredenheid met haren toestand: vergenoegd heid en tevredenheid, die, zal zij volkomene, liemelsche zaligheid opleveren, volkomen moet zijn in mate en duurzaamheid. Verwijderen moeten wij dus in onze gedach-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 129