86 "ten voor altijd van den gelukkigen toestand der gezaiigden alle kwelling en zielsverdriet. Op deze aarde reeds, en in onzen tegenwoor- digenonvolmaakten staat, moet er bij ons een overwigt van genoegelijke gewaarwordingen plaats liebben, zullen wij gelukkig kunnen hee- ten. Naarmate dat overwigt grooter is, is ook ons geluk grooter, en, om eenmaal volkomen zalig te zijn, moeten de genoegelijke gewaar wordingen zoo onafgebroken voortdurendat zij alle andere onderdrukken en verdringen. Geene bekommerende zorg zal dus de zaligen verontrusten, geene zonde inwendige of uit wendige onrust bij liem aanstokengeene teleur stellingen hunne verwachtingen verijdelen, geen smartelijk verlies ben bedroeven, geen zelfver wijt hen grieven, geene verveling hen kwel len, geene hinderlijke onkunde en onbevre digde weetlust hun schaamte of smart veroor zaken. Integendeel, liet zal hun gemoed nooit aan rust, hunne billijke wensclien nooit aan bevre diging en hunne edelste vermogens nooit aan genoegelijke en nuttige bezigheid ontbreken. De bewustheid en ondervinding der Goddelijke gunst zal hen bestendig verblijden. In kennis en deugd zullen zij onophoudelijk gewensclite vorderingen maken. Hun werkkring en bet nut

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 130