9° Ten jongsten dage zullen de afgescheiden zie len der gelukzaligen weder vereenigd worden met het ligchaamhetwelk dan weder opgewekt zal worden, en wel in zulk eenen toestand, dat het geschikt zal zijn voor de werkzaamheden en het genot des ioekomstigcn levens (s). Door deze wedervereeniging van het ligchaam met de ziel en de belooningen, welke God bij liet laat ste algemeene oordeel zal schenken, zal het ge luk der gezaligden aanmerkelijk worden ver meerderd (l). Ten allen tijde zal hetzelve zijn en blijven van eenen geestelijken aard Het zal voor al bestaan in eene volkomene vrijheid van zon de en ellende (c), eene meerdere mate van zui vere kennis van God en Goddelijke zaken (w), voorspoedige beoefening der deugd en onophou delijke Godverheerlij kende en nuttige werk zaamheid (.v). Het geluk der gezaligden zal door hen wor den genoten in, en vermeerderd door het edel ste gezelschapmet het welke zij in eenen staat van (i) i Corinth. XV. VI, i3. Lnc. XX, 34. Bom. VI 9. Phil. Ill, 21. (f) Verg. Muntinghe t. a. pl. LI. 188 volgg. [11) Z. Loven hl. 45 volgg, Openb. XXI, 4. 1 Joh. III, 2. (<p) 1 Corinth. XIII912. 1 Corinth. XIII, 8. Opeub. VU, i5 enz,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 134