Ï02 ons geluk blijven vergrooten. Of zonden de Heilige Schriften, welke ons hier wijsmaken tot zaligheid, niet ook nog na onzen dood blijven het voorwerp onzer diepste hoogachting en on- zes eerbiedigen onderzoeks? Zou daar derzei- ver beoefeningschoon anders dan hier gewij zigd ons niet vele geheimen kunnen openba ren in welke wij gedurende ons aardsche le ven te vergeefs trachtten in te zien? Zou de Wijsgeerte, welke ons nu opleidt tot de kennis „van God en Zijnen wilop eenmaal, bij ons ver scheiden voor ons worden ecne onbruikbare en nuttelooze wetenschap Zou de Gescliiedenis, beschouwd bij de aanvankelijke en voortduren de ontwikkeling barer raadsels in de eeuwigheid, ons niet de gewigtigste diensten blijven bewij zen om ons, gelijk hier, met het wijze, almag- tige en weldadige bestuur der Goddelijke voor zienigheid nader bekend te maken? En zouden wij ons niet mogen beloven, dat de Natuur kundige Wetenschappen ons, ook nog in de toekomstige huishouding, zullen blijven bezig houdenom ons de wijsheid en goedheid van den Schepper te ontdekken in zoo vele wetten en voortbrengselen der Natuur, van welke wij hier het hoe en waarom niet kunnen nasporen, of die niet door ons worden opgemerkt en be schouwd als de doorslaandste bewijzen van Zij ne

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 146