107 wijhij derzelver beoefeningbehandelen en bewerken. Wanneer, namelijk, die voorwer pen van dien aard zijndat zijook nog in den toekomstigen gelukstaat, voor ons belang rijk kunnen en moeten blijven, dat zij met ons tot dien staat zullen overgaandat zij ook nog in dien staat voor ons zullen blijven bestaan en wij ons nader met dezelve zullen kunnen be kend maken, of dat het allhans te wachten is, dat wij ons in denzelven andere gelijksoortige zullen zien aangeboden ter beschouwing en ge nieting. o Die overeenkomst kan verder gelegen zijn in de strekking der wetenschappen en kundighe den, bier door ons aangeleerd, om ons nader te brengen aan het zelfde doel, welks berei king wij ons in een volgend leven zien voor gesteld als onze bestemming en ons hoogst, geluk. Eindelijk behooren ook de wijze van en de hulpmiddelen tot beoefening der wetenschappen genoeg te strook en met het geen wij van den toestand der gezaligden welen, om ons te kun nen beloven, dat zij ons, eenmaal in dien toe stand verplaatst, ook nog zullen bijblijven en bevorderlijk zijn aan ons heil en onze vreugd: bet zij, dat wij kunnen verwachten, dat wij daar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 151