i3o
schappen en de bestendige vermeerdering der
hier reeds door dezelve aangeleerde kundighe
den verwachten, 0111 ons met God zeivenhet
oneindig waardig voorwerp onzer beschouwing
en bewondering nader hekend te maken. Te
meer, daar wij ons zeker mogen heioven, dat
wij door den dood ontdaan van ons ligcliaam,
het welk ons hier in zoo vele opzigten hinder
lijk is aan de regte kennis van onzen geest en
.deszelfs natuur en werkzaamheden, ons in de
.gelegenheid zullen bevindenom eene veel uit
gebreidere en juistere kennis te verkrijgen van
den aard onzer ziel, hare heerlijke vermogens,
en zoo door derzelver meer doelmatig gebruik
en bestuur spoediger en zekerder te vorderen
in de kennis der waarheid.
Hoe veel invloed de regte kennis van ons
zelvcn heeft op de bevordering der deugd, die
gelijk hier, zoo ook in het volgende leven on
ze grootste zaligheid zal uitmaken, behoeft wel
niet te worden betoogd. Die invloed wordt al
gemeen erkend en niemand kan er dus ook aan
twijfelenof de wijsgerige wetenschappenwel
ker beoefening de regte kennis van onze ziel
en het regt gebruik harer redelijke vermogens
ten doel heeft, zullen steeds hevorderlijk kun
nen en moeten blijven aan ons geluk, om dat
zij