*53 tvij hier schriftelijk of mondeling gehriiiken (e). zeker zullen echter de gezaligden elk anderen onderling hunne gedacliten en gevoelens medte deelenzeker zullen zij daartoe zich moeten bedienen van eenig hulpmiddeldaar in aan on ze tegenwoordige talen gelijk, dat het de ge dachten en gevoelens uitdrukt en in het ver stand en hart van anderen overstort. Hunne taal, of welken anderen naam men dan ook moge geven aan hét hulpmidden doör het wel ke zij zich onderling mededcelenzullen zij zeker gebruikenom elkanders nut en genoe gen op de beste wijze te bevorderen. Hebben nu Dichtkunde en Welsprekenhcid daartoe hier een en veelvermogenden invloed hebben zijwel gebruikt, een groot vermogen en eene bijzon dere geschiktheid tot het uitdrukken en inboe zemen van Godverheerlijkënde gevoelens en ge zindheden met waarschijnlijkheid mogen wij dan zeker vaststellen, dat, ook in een vol gend levende beoefening dezer beide Weten schappen, hoewel zeker geheel anders gewij- 20. zigd (e) Bekend is het hoe veel er door de Kerkvaders en fcchoolsche Godgeleerden is getwist en geschrevèn over de tikl der Engelen en HemeÜingen. Cf. Ode de Ahgeïis. fDe Bijbel legt dan ook op verscheidene bekende plaat* sên den gezaligden liederen en lofspraken in den mend on! zichzelven en eikanderen optewekken tot verheerlijking van 6o4 den Zaligmaker»

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 197