i36
zouden bezig houden met voorwerpen voor ons
van geen aanbelang, en dat de kundigheden
bier bij der ze] ver beoefening aangeleerd of nog
aanteleerenniet kunnen strekkenom ons na
der te brengen aan onze bestemming en ons te
doen toenemen in geluk.
En in de eerste plaats schijnen mij zeker
onder deze klasse van Wetenschappen te moe
ten worden geteld de Tijdrekenkunde en Oud
heidkunde in zoo verre namelijk dezelve niet
worden beoefend als hulpwetenschappen der Ge
schiedenis, maar als wetenschappen op zich zel-
ven. Zeker schijnt het mij toch, dut de tijd
en deszelfs berekening in de eeuwigheid niet
meer zal kunnen zijn een voorwerp van belang
stelling en niet minder zeker schijnt het mij
ook, dat al die voorwerpen, uit vroeger ecu
wen tot ons overgekomen, met welker be
schrijving, rangschikking, beoordeeling en ver
zameling zich hier de Oudheidkundige bezig
houdt, op welk eenen hoogen prijs hier ook
door velen geschat en hoezeer ook opgewogen
tegen goud, in den Hemel niet meer zullen
worden beschouwd als van eenige waarde op
zich zelve (g).
In
(g) Hierby verdient te worden nagelezen de 8e Scene nit de
«trales aangebaalde Scenen aut dent Ceisterreiche van Stillekg
1 'IU