i59
ken liet bestuur over anderen zal worden toe
vertrouwd.
In hoe ver deze, al of niet, eenig nut zou
den kunnen trekken van de beoefening der
Staatkunde en de kundigheden daarbij door
ben aangeleerd, wage .ik niet te bepalen of te
gissen. Ook schoon men aanneme, trouwens,
dat de bedoelde plaatsen der Heilige Schrift in
der daad leerendat er onder de gezaligden
zullen zijndie tot Regenten en Bestuurders
over anderen zullen worden gesteld (m), zijn en
blijven de aard van hun bestuur, de regelen,
naar en de wijze, op welke het door hen zal
worden gevoerd, ons te zeer onbekend, dan
dat wij op eenigen grond zouden kunnen gis
sen veel min vaststellenin hoe ver de beoe
fening eener gezonde Staatkunde, zoo als die
op deze aarde gedurende ons tegenwoordig le
ven van veelvuldigen dienst ishun zoude kun
nen te pas komen.
Wat eindelijk de Taalkunde betreftook om
trent deze Wetenschap durf ik noch bepalen,
noch gissenvan welk nut hare beoefening en
de kundigheden, welke zij ons verschaft, den
ge~
(l) err. Pestel, 1. 1. 5 335.
(m) Verg. Heringa Verhand, over de Koningl. waardig-*
heid van J. C. onder de Verhandvan het liaagsché Ge-
nootschvoor 1797, 197 volgg.