«6o
gezaligden al of niet zouden kunnen zijn én
blijven tot vermeerdering van bun geluk, daar
bet mij toeschijnt, dat er niets met eenige ze
kerheid kan worden bepaald aangaande de wij
ze op welke zij aan eikanderen hunne ge
dachten verkregene kennis en gevoelens zullen
mede deeien. Enschoon men ookmet den
Hoogleeraar Heringa van gevoelen mogt
zijncc dat men zonder tot de beuzelarijen der
cc vroegere Schoolgeleerden te Vervallen, kan
meenen, dat de bewoners van den Hemel el-
cc kanderen door middel van eene taal hunne
gedachten mede deelen moeten wij echter
gelijk de zelfde Hoogleeraar er ook bijvoegt
in deze taal eene veel grootere volmaaktheid
cc veronderstellendan in die der menschennaar
cc de bewoners van den Hemel juister denken,
uitgebreider kennis hebben het onderling ééns
zijnen door vreemden invloed niet gestoord
cc wordenen bij het gebruik of tot het aan-
leeren van zulk eene taal kunnen wij toch van
onze hier aangeleerde taalkundeniet met veel
waarschijnlijkheid, ten minste met geene zeker
heid berekenen veel nut te zullen trekken.
BE-
(n) VfifhatrtL öVe'r de Engelen in tie nieuwe Verhand, van
het Haagich Genootechtoot xSn bl. 79.