16
te blijven en mede te -werken ter verhooging
onzer gelukzaligheid.
In vele opzigten toch zijn die Wetenschap
pen en kundigheden ook voor ons tegenwoor
dig leven en den bloei der burgerlijke Maat
schappij van het hoogste aanbelang. Uit dit
oogpunt beschouwd verdienen zij geene minde
re aanbeveling, dan die, welker behartiging
zich alleen tot ons tegenwoordig aanwezen be
paalt. Wat dcrzclver invloed op de vorming
en voorbereiding van onzen Geest voor een toe
komend leven be,treft, behoeven zij ook wel
voor geene andere achter te staan.
De belooningwelke wij ons door derzelver
behoorlijke aanwending ten nutte van onze me-
demenscheri kunnen verwerven in de toekomst,
is niet minder aanlokkelijkdan die welke wij
mogen verwachten op het nuttig gebruik, het
welk wij hier van andere Wetenschappen en
kundigheden ïnaken: en boven alle de overige
strekt haar dit tot aanbeveling, dat zij ons ook
-dan nog niet alleen stof tot bezigheid, maar
eene aanzienlijke aanwinst van genoegen en
-geluk zullen kunnen verschaffen, wanneer wij
tot een volgend leven zullen zijn overgegaan en
daar ons eeuwig bijblijven ter volmaking van
onze zaligheid.
Nie-