I63 Niemanddie eenigzins geleerd beeft de din gen naar derzelver wezenlijke en blijvende waar de bedachtzaam te schattenkan er een oogen- blik aan twijfelen of eene overweging van zoo veel aanbelang verdient de aandacht van eiken hoogschatter en beoefenaar der wetenschappen, moet elk voor zichzelven aansporenom zich met vlijt op eeuwig blijvende kundigheden en Wetenschappen toeteleggen en ben tot dezel ve optuleiden, wier opvoeding hun is toever trouwd. Wij kunnen toch ons zeiven geenen meer wezenlijken dienst bewijzen, dan wanneer wij ons verrijken met schatten van kennis en we tenschap, welke eeuwig een gedeelte van on zen rijkdom zullen kunnen uitmaken, en bet geluk der onzen kunnen wij niet beter behar tigen, dan door hen van even zulke schatten te voorzien. Bij de beoefening, de getrouwe be oefening van Christelijk geloof en Christelijke deugd, blijve ons dan ook steeds voor ons en de onzen bij uitstek belangrijk en een voorwerp van de hoogste achting de beoefening van zul ke Wetenschappen en liet verkrijgen van zul ke kundigheden, van welke wij ons, op goe de gronden kunnen belovendat zijook in een toekomstig leven, den meesten invloed zul len

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 207