i«5 of liet moet onze hoogachting voor dezelve aan vuren, wanneer wij gedurig bedenken, dat de kundighedenwelke' wij aanleerenniet slechts van voorbijgaand, maar van eeuwigdurend be lang zijn, en dat doel ons bestendig bij onze pogingen bestuurt, 0111 eeuwige aanwinst van de Wetenschappen te mogen trekken. IJverig moet het ons maken in onze behartiging van dezelve, meer, dan ee.nige andere drangreden, wanneer wij het gedurig voor oogen houden en onze studiën daarhenen rigten, dat wij niet slechts hier reeds ondervindendat zij ons ge durig opleidt tot God en Zijne dienst, maar ook het uitzigtop, door hun eindeloos voort duren boven alles belangrijke voordeelen ons gedurig aanvuurt met nieuwen moed. Zoo bet toch eene zoo krachtigeals edele drijfveer is voor den geleerden en den verdienstelijken be oefenaar der Wetenschappen, dat bij zich, door zijne wetenschappelijke oefeningen, vruchten verzamelt, welker genot hem nog tot in zij nen hoogsten ouderdom zal kunnen streelenja dat zijne kundigheden hem, ook nog na zijnen doodvoortdurende achting zullen doen genieten zoo dat hij hiijve leven in het aandenken en in de hoogachting van all::die kennis en bescha ving eenigzins weten te schattendan zeker is het niet minder eene zoo waardigeals ver- rno-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 209