i66
"mogende aanbeveling der Wetenschappen, dat
men zich bij dcrzeiver beoefening streelt met
de hoop en verwachting, dat zij onze heerlijk
heid en zaligheid eeuwig aanmerkelijk zal hel
pen vergrooten.
Overdrijving intussclien, en wel zeer schade
lijke overdrijving van onze hoogachting voor
die Wetenschappen, van welke wij ons, op
goede grondenmogen belovendat zij ons in
de eeuwigheid zullen bijblijven en dienen tot
verhooging der zaligheidwelke in dezelve zal
worden genoten, zoude het zijn, wanneer wij
zouden meenen, dat gcene andere, dan deze on
ze behartiging zouden verdienen. Gelijk er
toch pligten zijn, welke wij alleen in dit leven
kunnen betrachten, zoo zijn er ook Wetenschap
pen, welke alleen voor dit leven dienen, en
welke wij met geen meerder regt, dan deze
pligten, zouden verzuimen. Niet allen zouden
zich dus, bij uitsluiting, als het doel van hun
ne wetenschappelijke bernoeijingen en letter
oefeningen kunnen voorstellen het verkrijgen
van zulke kundighedenwelke met het over
gaan tot gene zijde van het graf, om daar ver
der door hen te worden volmaakt en zoo hun
geluk te voltooijen, dan ten aanmerkelijk en na-
deele van de menschelijkc Maatschappij en be
langen op deze aarde.