i69 ï£r eenmaal eene aanzienlijke plaats beslaan on der de gezaligderi. Eene milde bron en steeds voortdurende stofje van blijdschap zal het voor hein zijndat hij zich door zijne letteroefenin gen heeft in staat gesteld om hier op deze aar de heil en zegen rondom zich te verbreiden en dat hij met dat doel hier zijnen tijd en zijne vermogens aan dezelve heeft besteed. De schan delijkste en buitensporigste dwaasheid zoude het dus zijneenige wetenschap daarom te verach ten om dat wij ons van haar geenen dienst Voor de eeuwigheid kunnen beloven, uil dat oogpunt beschouwd, uit het welke wij de We tenschappen hebben beschouwd in deze verhan deling schoon zij in vele opzigten van den uit- gebreidsten dienst kan zijn voor ons tegenwoordig levenen ons ook in het volgend leven het uitzigt geeft op eenen zeer ruimen oogst van zaligheid. Doch wijsheid mogen wij het ook weder aan de andere zijde achtenzelfs aan de beoefening van de alleen voor dit leven bestemde Weten schappen zulk eene rigting te geven, dat wij mogen kunnen hopen,- dat van den schat van kundigheden, dien wij ons daarbij verzamelen, ons ten minste eenig, of wel het grootste ge deelte zal kunnen bijblijven tot verhooging van onze zaligheid in den Hemel. Zeker toch kan 22. dit

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 213