174
wigheid, maar wij behooren dit zelfs te beschou
wen als onzen pligt. Boven alles toch moet
ons ons eeuwig belang op het hart wegen en
gelukkig wijzoo wij niet alleen de bezighe
den van ons beroep en de oefeningen daartoe
behoorendemaar ook onze uitspanningen en de
Wetenschappen, welke wij ter bevordering van
ons tijdelijk genoegen beoefenen - aan hetzelve
dienstbaar maken. Dan zal ons gansche le
ven op deze aarde voorbereiding voor een be
ter leven zijn, en wij zullen eenmaal de rijk
ste en schoonste vruchten plukken van onzen
welbesteeden tijd.
Zinspreuk:
Optimarum artium scientia ne
morluo quidem eripiëlur.