II rend bestaan der zieleten spijt der verwoes tingen des grafs. Duidelijker evenwel dan iemand der oude ge- loovigenleerden Jezus en zijne Apostelen deze hooge waarheiden hoe vele uitdrukkingen be staan er, waarin de Heiland ons van de onster felijkheid verzekert! Vreest niet, zeide hij voor de gene die het ligchaam doodenen de ziel niet kunnen dooden. Dit is de wil des ge nen die mij gezonden heejtdat een iegelijk die den Zoon aanschouwten in hem gelooft het eeuwige leven heeften ik zal hem opwek ken ten uitersten dage. Ik ben de opstanding en het leven.Ik leve en gij zult leven.— Die in mij gelooft zal levenal ware hij ook gestor ven: op dat ik niet gewage, van de verhevene, en plegtstatige beschrijvingenwelke hij ons van de opstanding der gestorvenen, en hunne on herroepelijke lolbepalingen mededeelt. In den zelfden toon, spraken de Apostelen: overal pre dikten zij stellig de leer der onsterfelijkheid, en bragten dezelve, evengelijk hun Meester, in het onafschcidelijkst verband met een volgend oor deel; wij moeten, (dus drukt zich Paulus uit,) allen geopenbaard worden vooi\ den Hegterstoel van Christus, op dat een iegelijk wegdrage naar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 235