II
rend bestaan der zieleten spijt der verwoes
tingen des grafs.
Duidelijker evenwel dan iemand der oude ge-
loovigenleerden Jezus en zijne Apostelen deze
hooge waarheiden hoe vele uitdrukkingen be
staan er, waarin de Heiland ons van de onster
felijkheid verzekert! Vreest niet, zeide hij
voor de gene die het ligchaam doodenen de
ziel niet kunnen dooden. Dit is de wil des ge
nen die mij gezonden heejtdat een iegelijk
die den Zoon aanschouwten in hem gelooft
het eeuwige leven heeften ik zal hem opwek
ken ten uitersten dage. Ik ben de opstanding
en het leven.Ik leve en gij zult leven.— Die in
mij gelooft zal levenal ware hij ook gestor
ven: op dat ik niet gewage, van de verhevene,
en plegtstatige beschrijvingenwelke hij ons van
de opstanding der gestorvenen, en hunne on
herroepelijke lolbepalingen mededeelt. In den
zelfden toon, spraken de Apostelen: overal pre
dikten zij stellig de leer der onsterfelijkheid, en
bragten dezelve, evengelijk hun Meester, in het
onafschcidelijkst verband met een volgend oor
deel; wij moeten, (dus drukt zich Paulus uit,)
allen geopenbaard worden vooi\ den Hegterstoel
van Christus, op dat een iegelijk wegdrage
naar