I7 Land gcbragt met de wijsheid des Allerhoog- sten, het ons voor zeker doet aannemen, dat ïn het volgende leven volmaking van het tegen woordige onvolmaakte plaats zal grijpenterwijl uit dit denkbeeld natuurlijk de gedachte eener naauwe betrekking tusschen het tegenwoordige en het aanstaande ley en geboren wordt. Uit dit voorgesteldelaat zich reeds eeniger- matc vermoedenhoe wij omtrcnd het tweede punt 2. Of deze betrekking van dien aart zijdat wij in het volgende levende herinnering aan het tegenwoordige niet verliezenbehoeven te denken. Tot het wezen der onsterfelijkheid behoort, buiten tegenspraak, ook het bewust zijn onzer Identiteitwant nemen wij dit bewustzijn weg, dan nemen wij ook in zekeren zin, de onsterfelijkheid weghet toekomstige leven zal dan geene voortzetting van het tegenwoordige maar werkelijk een nieuw aangevangen leven zijn: en wij zeiven, zullen niet dezelfde maar andere menschen moeten hceten. In dit ons 2. bij-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 241