i8 bijblijvenden van ons identiek bestaan onaf scheidelijk bewust zijn, vinden wij derhalve de eenvoudige reden voor de noodzakelijkheid der herinnering aan ons tegenwoordig aanzijn in het volgende. Maar zal deze herinnering zich nu blootelijk bepalen tot het eenvoudige bewust zijnafge scheiden van alle vroegere voorstellingenof zal dezelve zich ook uitstrekken tot vorige vermo gens en bekwaamheden Er is voomaar niemand die eenigzints nadenkt hoe naauw de vat baarheden onzer ziel verbonden zijn met het bewust zijn zelvejahoe de overtuiging onzer Identiteit, de herinnering aan onze vroegere kundighedenenvatbaarheden noodzakelijk maaktdie dit niet zal beweeren Indien het op gronden van redelijk betoog rust, wat wij hebben aangevoerd, met opzigt tot de verdere volmaking onzer verstandelijke vermogens in het volgende aanzijndan moeten wij immers ook het herdenken kunnen blijven bewaren aan die vorderingen, welke wij aan vankelijk gemaakt hebben? dan moeten wij im mers weten, waar wij geëindigd zijn, om te w'eten, waar wij zullen aanvangen? behalve Rog: dat het aanstaande even zeer altijd in het tegen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1835 | | pagina 242